Wat had Amsterdam gedaan om deze straf van God te verdienen?

dinsdag, 7 oktober 2025 (11:07) - Amsterdam.nl

In dit artikel:

In de winter van 1566 raakte Amsterdam in paniek toen tientallen wezen uit het Burgerweeshuis aan de Kalverstraat plotseling vreemde symptomen begonnen te vertonen: krijsen, stuiptrekkingen, bloed- of donker vochtverlies en het klimmen op muren. Het begon op 14 januari met één kind en snelde voort tot ongeveer zeventig jongens en meisjes; ooggetuigen en kronieken omschreven het als een ongrijpbare razernij die zich als een golf door de stad voortplantte.

De gebeurtenis viel samen met een periode van religieuze onrust (het jaar van de Beeldenstorm) en voedseltekorten. Amsterdammers zochten oorzaken in bovennatuurlijke invloeden: sommigen zagen het als een straf van God, anderen als gevolg van hekserij. Twee vrouwen, Fye Jansdr (Fye Lieveheer) en Jacoba Jacobsdr Bam (Bametje), werden beschuldigd van tovenarij. De kinderen trokken zelfs in groepen de stad door, scholden de meedogenloze schout Pieter Pietersz (bijgenaamd Drakenbloed) uit en bezetten de toren van de Oude Kerk, waar ze behandeling eisten die wees de verdenking op Bametje richtte. Zij bood vervolgens aan zich te onderwerpen aan een publieke zuivering; na klachtenloos verloop werd ze officieel onschuldig verklaard, maar het wantrouwen bleef.

Bestuur en burgers waren radeloos. De wezen werden tijdelijk overgebracht naar het Paulusbroedersklooster, maar de uitbarstingen hielden aan: uitbraken, vernieling en dwalingen door de stad maakten het vermoeden van bezetenheid aannemelijk voor velen. Pas aan het einde van de zomer keerde de rust terug, nadat het weeshuis het menu verbeterde — men schafte onder meer acht magere varkens aan zodat de kinderen beter voedsel kregen.

Latere interpretaties zoeken meer aardse oorzaken: voedselvergiftiging door moederkoorn (ergot), dat hallucinaties en krampen kan veroorzaken; algemene ondervoeding; of manipulatie door politieke belangen die konden profiteren van de verontrusting en de in diskrediet brengen van bepaalde families. In de 17e eeuw gebruikte predikant Balthasar Bekker het voorval als voorbeeld dat wat men toen voor demonen hield, ook als massahysterie uitgelegd kon worden.

Het «weeshuiswaanzin»-incident illustreert hoe gebrek, geloofsconflicten en politieke verhoudingen samen kunnen leiden tot collectieve angst en beschuldigingen — met langdurige sociale gevolgen, zelfs nadat rationelere verklaringen later plausibel blijken.