In 1795 gingen Amsterdammers voor het eerst naar de stembus (maar niet iedereen mocht meedoen)
In dit artikel:
Op 18 januari 1795 grijpt het Amsterdams Comité Revolutionair de macht in Amsterdam; in de nasleep van de Franse inval en het vertrek van stadhouder Willem V ontstaat daar de Bataafse Republiek. In die revolutionaire dagen verschuift de legitimiteit van bestuur van erfelijke elites naar het idee dat macht uit het volk voortkomt. Amsterdam vormt het toneel waar dit nieuwe politieke principe voor het eerst in Nederland in praktijk wordt gebracht.
Direct na de omwenteling organiseert de stad in februari 1795 gemeenteraadsverkiezingen — een radicaal experiment in een land dat eeuwenlang door een gesloten regentenklasse werd bestuurd. Het kiesrecht is echter beperkt: alleen mannen van minstens 21 jaar met voldoende vermogen en het burgerschap van Amsterdam mogen deelnemen. Vrouwen, armen en veel arbeiders blijven uitgesloten, waardoor de nieuwe democratie vooral de stedelijke gegoede burgerij vertegenwoordigt.
De lokale experimenten zetten een ketenreactie in gang: andere steden volgen en in 1796 vinden landelijke verkiezingen plaats voor de Nationale Vergadering. Die assemblee, bestaande uit 126 representanten, wordt gekozen via een tussenstap: burgers kiezen lokale afgevaardigden, en die kiezen vervolgens de leden van de Nationale Vergadering. Dit indirecte systeem handhaaft invloed van de welgestelde burgers, maar introduceert het moderne principe van representatie — gezag dat afgeleid wordt van de wil van de bevolking in plaats van van geboorte of privilege.
De Nationale Vergadering is een smeltkroes van stromingen: sommige leden dringen aan op ingrijpende hervormingen, anderen willen vooral stabiliteit en het behoud van stedelijke macht. Veel zetels worden ingenomen door koopmannen, notarissen en ambtenaren. Hun taak is omvangrijk: wetten maken, het land herorganiseren en werken aan grondwettelijke vernieuwing — stappen die later mede zouden bijdragen aan het parlementaire stelsel en de grondwettelijke ontwikkelingen van 1848.
De Bataafse periode is echter van korte duur. Interne machtswisselingen leiden in 1798 tot een staatsgreep die de Nationale Vergadering verdringt; in 1801 volgt een nieuwe grondwet en uiteindelijk maakt Napoleon van Nederland een ander staatsvorm. Toch blijft het belangrijkste erfgoed: het fundament van representatieve democratie werd gelegd.
De praktische les voor nu is helder: elke stemgang is verbonden met die historische breuk. Stemmen blijft geen vanzelfsprekendheid maar het resultaat van een ontwikkeling die onderhoud, debat en participatie vereist om te blijven bestaan.