De Collectie | Het einde der tijden
In dit artikel:
Op 8 en 9 oktober 1833 veroorzaakten spookachtige, witte figuren op de Oudeschans in Amsterdam grote opschudding: tientallen bewoners stopten, wezen en keken vanaf bruggen en kades naar wat zij als geesten boven het donkere water beschouwden. Sommigen hoorden stemmen, anderen zagen de schimmen over het water glijden; de politie greep niet in en in kroegen ontstonden gesprekken over voorboden van rampspoed en het einde der tijden.
Die paniek speelde zich af tegen een breder 19e-eeuws decor waarin bijgeloof en vernieuwende natuurkunde naast elkaar bestonden. Europa raakte gefascineerd door spiritisme, magnetisme en nachtelijke kerkhofwandelingen, terwijl nieuwe optische instrumenten en demonstraties met elektriciteit en lenzen het publiek trokken. In deze schemerzone tussen angst en nieuwsgierigheid vond het zogenaamde oktoberwonder plaats.
Uiteindelijk bleek de verklaring prozaïscher: een aantal vervelende, waarschijnlijk verveelde studenten had met een toverlantaarn – een vroeg projectieapparaat – vanaf een zolder of pakhuis beelden van vrouwen op de vochtige avondlucht geprojecteerd. De mist fungeerde als scherm en het flakkerende gaslicht versterkte de illusie, waardoor de projecties leken te zweven. Het incident geldt als een van de eerste stedelijke “lichtshows” in Nederland, waarbij moderne optiek een mythisch tafereel creëerde.
Het voorval is vastgelegd in een prent van Hartog Abrahams Swaluw, die het publiek op de brug en de witte schimmen met bijna journalistieke precisie afbeeldde. Het verhaal illustreert hoe snel technologische curiositeiten in die tijd konden transformeren in collectieve bovennatuurlijke beleving — een scherp voorbeeld van de wisselwerking tussen wetenschap, vermaak en volksgeloof.