De Collectie | De straatmeid van Breitner
In dit artikel:
Gerard (George) Hendrik Breitner, geboren in 1857 in Rotterdam, maakte van Amsterdam zijn onderwerp en handelsmerk. Nadat hij op achttienjarige leeftijd de vaderlijke graanhandel verruilde voor kunstopleiding — met omzwervingen via Den Haag, Delft, Rotterdam en Parijs en een verraad door de Haagse academie wegens bruuske houding — vestigde hij zich uiteindelijk in Amsterdam. Daar legde hij het stadsleven vast met een bijna documentaire nauwkeurigheid, zowel in schilderijen als in fotografische opnamen.
Breitners belangstelling ging uit naar wat hij de “fijne damp” noemde: de specifieke tonen, vormen en atmosferen van de binnenstad — het straatgericht gedruis, karren, trams en bouwplaatsen. Hij zocht niet naar het glamoureuze, maar naar een sobere, eerlijke weergave van de werkelijkheid. Kleurrijke, expressionistische werken zoals die van Van Gogh verachtte hij als onnatuurlijk; Breitner wilde toon en stemming vangen, vaak in een grijzige, zilverachtige palette die zijn zelfportretten en stadsgezichten typeert. Critici roemden zijn onverbiddelijke eerlijkheid en de betrouwbaarheid van zijn waarneming; zijn grauwe stadsbeelden gaven zelfs aanleiding tot de volksuitdrukking “’t Is echt Breitnerweer” wanneer het somber en grijs was.
Het schilderij De Singelbrug bij de Paleisstraat (oorspronkelijk 1896, bijgewerkt in 1898) is een goede illustratie van zijn werkwijze. Het toont een gewone winterdag op de Singelbrug: natte sneeuw, voorbijgangers in beweging, spelende meisjes en een dienstmeisje dat haar rokken optrekt. De compositie voelt abrupt en fotografisch — een effect dat Breitner vaker nastreefde door scènes als gekadreerde momentopnamen te presenteren. Bij de eerste presentatie veroorzaakte vooral de figuur op de voorgrond verontwaardiging; oorspronkelijk beeldde Breitner een simpel dienstmeisje af, maar na kritiek verving hij haar door een elegante vrouw in Parijse mode. Deze aanpassing illustreert hoe Breitner soms ingreep in zijn verbeelding om het gewenste stadsbeeld te bereiken.
Het werk kwam na Breitners overlijden in bruikleen bij het Rijksmuseum (vanaf 1919) en werd in 1944 aan het museum nagelaten. Breitners nalatenschap is dubbel: hij verbeeldde Amsterdam als weinig anderen, en vormde daarmee zelf het beeld van de stad voor generaties toeschouwers — een stad van beweging, bouwkrachten en het rauwe realisme dat hij hoog in het vaandel droeg.