Bulderende watermonsters en goedkope biertjes: waar zijn de Amsterdamse bruggen naar vernoemd?
In dit artikel:
In de Amsterdamse binnenstad liggen meer dan 250 bruggen, waarvan vele namen eeuwenoude verhalen en lokale gebruiken weerspiegelen. Vier voorbeelden laten zien hoe praktijk, economie en volksverhalen stadsgeografie hebben beïnvloed.
Scharrebier en de Scharrebiersluis
De Scharrebiersluis is een ophaalbrug die het Rapenburgerplein met de Foeliedwarsstraat verbindt. De naam verwijst naar scharrebier, een dun, goedkoop bier dat vroeger vaak met water werd aangemengd om belasting te ontlopen. Omdat het van mindere kwaliteit was, werd het vooral door mensen met weinig geld en schippers gekocht terwijl ze bij de sluis lagen te wachten. Linguïstisch is het woord scharre mogelijk terug te voeren op het Middelnederlandse scherve, ‘scherf’ of halve penning, wat de idee van iets onvolledigs of van mindere waarde ondersteunt. De brug is relatief jong als bouwconstructie; de verbinding tussen Rapenburg en Kadijk ontstond pas in de 19e eeuw. Rond de plek herinnert sinds 1990 ook Café Scharrebier aan die geschiedenis.
Kortjewantsbrug: een Rotterdamse reus met een oude naam
De Kortjewantsbrug, die Schippersgracht en Kadijksplein met elkaar verbindt, is een zwaar betonnen bouwwerk van meer dan 130 ton dat in Rotterdam werd gemaakt en per schip naar Amsterdam kwam. De huidige brug dateert uit 1966 en huisvest onder meer een kelder waar soms concerten plaatsvinden; een voetgangerstunnel is nog bereikbaar maar niet meer in gebruik. De naam gaat veel verder terug: in de 17e eeuw stond daar een zogenoemde oorgatbrug met een smalle middensingel (een oorgat) van ongeveer een meter. Omdat touwen van passerende schepen (wants) regelmatig verstrikten, riep de brugwachter scheepvaarters op hun want korter te nemen ("kort je want"), en daaruit ontstond de naam Kortjewantsbrug.
Bullebaksluis en Bullebak: waterspook uit de Jordaan
De namen Bullebaksluis (aan de Bloemgracht) en Bullebak (aan het einde van de Brouwersgracht) refereerden aan een berucht waterwezen uit stadslegenden: een ijselijke, brullende verschijning die kinderen in de grachten zou meesleuren. De Bullebaksluis is al zeker sinds 1613 zo genoemd; 19e-eeuwse bronnen beschrijven hoe mensen het sluisgewelf als schuilplaats en onderkomen van het monster zagen. De brug aan de Brouwersgracht kreeg die naam later—mogelijk werd het spook ‘verhuisd’ toen wal en gewelf bij de Bloemgracht in de 18e eeuw werden gesloopt.
Kortom, Amsterdamse brugnamen vertellen niet alleen over bouwjaar en techniek, maar ook over sociale verhoudingen (goedkoop bier voor schippers), maritieme praktijk (koninginnen van touwage) en volksmythologie. Ze fungeren als kleine historische getuigen verspreid door het stadsbeeld.