150 jaar trams door Amsterdam: zó zag dat eruit
In dit artikel:
In 1875 begon in Amsterdam het traject van paardentram van het Leidseplein naar de Plantage Kerklaan, geëxploiteerd door de particuliere Amsterdamsche Omnibus Maatschappij. Drie decennia later, op 1 januari 1900, nam de gemeente het bedrijf over en zette het voort als Gemeentetram Amsterdam (sinds 1943: GVB). Waar ooit twee omnibussen met paarden reden, rijden er nu dagelijks zo’n 800.000 reizigers; samen leggen de trams jaarlijks circa 12 miljoen kilometer af en het GVB telt ongeveer 5.000 medewerkers.
De ontwikkeling verliep snel: omnibussen (wagen zonder rails) verschenen al in 1872, kort daarop legde men rails en verschenen paardentrams. Rond 1900 kwam de eerste elektrische tram in gebruik en in 1916 was het hele net geëlektrificeerd, waarna de paardentram verdween. Door annexaties in 1921 groeide Amsterdam sterk en werden tramlijnen uitgezet naar uitbreidende buitenwijken; in de decennia daarna fungeerde de tram vaak als het belangrijkste vervoermiddel voor langere afstanden in de stad. Foto’s uit de periode 1920–1960 tonen de tram als markant en sociaal element in het straatbeeld — soms getypeerd als een “rijdende huiskamer” — met conducteurs en glanzende houten banken in de klassieke blauwe rijtuigen.
Sommige diensten waren opvallend: sinds het begin van de twintigste eeuw bestonden verbindingen richting Haarlem en Zandvoort, en van 1924 tot 1957 kon je zelfs rechtstreeks van het Spui naar het strand rijden. Ook praktische details illustreerden het belang van de tram: achterop hing vroeger een brievenbus waarmee post snel het distributiecentrum bij Centraal Station bereikte.
Er zijn ook donkere bladzijden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog bleek de trammaatschappij medeplichtig aan discriminerend beleid: lijn 8, de zogenaamde “Jodentram”, werd in 1942 opgeheven toen Joodse Amsterdammers het openbaar vervoer verboden werd, en tramsporen werden later gebruikt om Joden naar stations te brengen voor deportatie. Het GVB heeft in 2024 excuses aangeboden en er zijn gedenktekens en documentaires die deze rol belichten.
Na de tweede helft van de twintigste eeuw veranderde het vervoerslandschap: uitbreidingswijken als Nieuw-West en de Bijlmer kregen tram- en later metrolijnen; de Noord/Zuidlijn (2018) bracht een snelle ondergrondse verbinding tussen noord en zuid. Technisch en uiterlijk evolueerden voertuigen van blauwe houten rijtuigen naar gelede trams met meerdere delen.
Al 150 jaar vormen trams een verbindende schakel in Amsterdam: ze faciliteren dagelijks massamobiliteit, tonen de veelkleurigheid van wijken en weerspiegelen zowel de glans als de controverse in de stedelijke geschiedenis. (Foto’s: Stadsarchief Amsterdam.)